Utrecht - Achter de Dom - pand wijk F, nr 3160000.0011

 

 Literatuur

 

- Bruijn, M.W.J. de, Husinghe ende hofstede. Een institutioneel-geografische studie van de rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de middeleeuwen. Deel in de serie 'Stichtse Historische Reeks', nr 18. Utrecht (Spectrum), 1994. [464 blz. ISBN 90.274.4444.7]. Hierin "Achter de Dom 2-10 (claustraal huis en erf van de dom)": blz. 82-83 (Domplein e.o.: overzicht huizen - zie verder: kaart 6 [1400.0001a]), 96, 137-138

 

 1888

- Rennes, J. van, In huis en op straat, schetsen van een dagbladcorrespondent. Zwolle (Tjeenk Willink), 1888 2e vermeerderde druk/1881 [200 blz. ISBN -]. Hierin "Het 'Spookhuis' in de Voetiussteeg"; deze tekst is gedateerd 'October 1880': blz. 51-59
(De stukjes zijn eerder gepubliceerd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, die ook de eerste druk van deze bundeling uitgaf.)
Het 'Spookhuis' is de beschrijving van een leegstaand, deels dichtgetimmerd huis 'aan de Voetiussteeg' [maar het grensde daar alleen met de zijgevel aan - zie opmerking hieronder - jp]. De auteur beschrijft levendig de restanten van vroeger gebruik, aangetroffen bij zijn dwaaltocht door het grote, sterk verwaarloosde pand, waarbij hij veel boeken aantrof, wijzend op een bedrijf in die sfeer. Een oude dame was de laatste bewoner geweest.
"In hoevele jaren was er geen zonnenstraal in dat huis doorgedrongen! Heden voor het eerst na langen, langen tijd knarsten de vermolmde luiken aan de voorzijde van de woning op hunne verroeste hengsels, en gunden den nieuwsgierige voorbijganger een blik in het inwendige van dat geheimzinnige gebouw. [...] Het venster voor den winkel naast de deur bleef gesloten. Op de luiken daarvan had reeds voor lang een schildersjongen in den vroegen ochtend met gele verf in groote letters het woord 'Spook' geschilderd." De genoemde deur geeft toegang tot de winkel, met manden en kisten vol met boeken. "Links bereikt men met een trapje een opkamertje. [...] Als men het trapje weer afgaat heeft men daartegenover, rechts van den winkel, eene deur, die toegang geeft tot een ruime kamer met ledige boekenkasten [...]. In eene tob liggen bossen ganzenveders, waarvan met ook geheele dichtgebonden pakken, zoals zij vroeger van den leverancier ontvangen zijn [...]. Door eene deur in den hoek komt men in een smaller vertrek, met ouderwetsch behangsel vol bloemen en bladeren, dat van onderen tot aan de lambriseering is afgescheurd. Boven den hoogen houten schoorsteen is een groote bloempot met ruiker afgebeeld. Ďn de keuken onder den vierkanten schoorsteen staat een steenen fornuis, waarin zeker wel in geen jaren een vonk gegloord heeft. [...] De keuken ziet ziet op den tuin uit, en welk een tuin! Een klein vierkant stuk grond, waar in een hoek een oude, kromme, knoestige boom een armzalig leven voortsleept. [...] In den tuin staat een turfhok, waarachter een binnenplaatsje, dat door een hoogen muur van den tuin gescheiden is, en waar eenige steenen en dakpannen opgestapeld liggen [...]. Door een dwarsgang komt men uit het turfhok weer in het portaal achter den winkel, en daar vindt men de deur van de eenige kamer die de zonderlinge vrouw bewoonde. Twee hooge ramen geven uitzicht in de Voetiussteeg, maar zij zijn van buiten met planken dichtgenageld, die geen enkelen lichtstraal doorlaten. Aan de andere zijde ontvangt de kamer door een smal venster het licht uit den tuin. Voor dat venster, gezeten in dien breeden armstoel met rood trijp, heeft dan die ongelukkige vrouw haar eenzaam leven gesleten. [...] daar heeft zij in stille eenzaamheid hare lange dagen doorgebracht, angstvallig elk levend, denkend schepsel vermijdende, en slechts denkende aan de broeders, die haar waren voorgegaan en haar alleen hadden achtergelaten. In een klein vierkant vertrekje achter haar had de laatste broeder den jongsten snik gegeven, in het ledikant dat daar nog staat." "Langs een krakende, hoekige trap bereikt men de bovenverdieping, die niet minder dan negen groote en kleine kamers telt. Op de zonderlingste wijze verdeeld, kan men bijna geen weg vinden in die hoeken en hokken, die bijna alle gevuld zijn met boeken." "De kleinere kamertjes schijnen bijna alle tot slaapvertrekken te hebben gediend. [...] Op een portaaltje boven ziet men het luikje, waaruit de bewoonster een enkele maal het hoofd stak, om met de jongens die hare muren beschreven, of met de meiden die het waagden de matten tegen haar huis uit te slaan, te kijven. Nog eene trap op, en men is op den grooten ruimen zolder. Ook daar vindt men nog in een afgeschoten vertrekje, zorgvuldig dichtgebonden, maar naar het schijnt bijna vergaan drukwerk. [...] Zelfs de droogstokken schijnen niet meer in staat een half dozijn zakdoeken te dragen, en de vloer van den zolder hangt met ijzeren spijlen aan de kap. Het eenige wat er in het huis in zijn natuurlijken toestand verkeert, dat zijn - de spinnewebben. Die vindt men overal: boven en beneden, in alle hoeken! 't Is of men zich daar op de spinnenteelt heeft toegelegd; en als men ons dan vertelt dat Anna Maria van Schuurman (*) dit huis heeft bewoond, [...]. Intusschen, wat daarvan zij, het geheimzinnige gebouw zal spoedig zijne merkwaardigheid verloren hebben. De beklagenswaardige vrouw, die het bewoonde, is in het krankzinnigengesticht geplaatst, om haar de vrijwillige onthouding van licht en lucht te beletten. Het huis met zijne inhoud zal publiek worden geveild, en weldra zal die sombere woning met haar altijd gesloten vensters, naar men hoopt, een vrolijker aanblik opleveren. Niet uit gierigheid en om de belasting te ontduiken (zooals men heeft willen doen geloven) waren die luiken dichtgespijkerd; maar de smart over het verlies harer broeders en de eenzaamheid hadden de hersenen der arme vrouw gekrenkt en haar menschenschuw gemaakt."
De in de tweede druk toegevoegde voetnoot (*), gedateerd October 1887: "Voor weinige jaren werd met enige plechtigheid en een toespraak van Nicolaas Beets een gedenksteen in den gevel, dit feit vermeldende, geplaatst."
(Opmerking:
De genoemde gevelsteen is in 1881 geplaatst in het middelste van de drie nieuwe huizen die toen aan Achter de Dom in aanbouw waren: Achter de Dom 8.
Anders dan de titel suggereert, blijkt bij tweede lezing dat het bezochte pand Achter de Dom - pand wijk F, nr 316 is, het pand waarin - zoals de auteur meldt - Anna Maria van Schurman gewoond had. De tekening door Grolman geeft dat pand weer in 1879, inclusief dichtgespijkerde vensters en de genoemde twee vensters, uitziende op de Voetiussteeg. De besproken laatste bewoonster was mej. A.M.C. [van] Woestenburg, zoals op de genoemde tekening vermeld staat en ook blijkt uit de Adresboeken van Utrecht. Tot hun dood woonden ook twee broers van haar hier, ze waren boekhandelaren. Zij stierven in 1854 en 1871 - jp1121)
.
Blz. 93-95: "Het Huis in de Voetiussteeg". Deze tekst is gedateerd 'Juli 1879'. (Het betreft een kort verhaal, eerder geschreven, over het hierboven genoemde 'Spookhuis', dat de schrijver dus kennelijk later, in october 1880, bezocht. In juli 1879 schreef hij "Op den zuidwestelijke hoek van deze steeg [Voetiussteeg], half verscholen achter het dicht gebladerte van eenige breedgetakte linden, staat een huis [...]". Van de voor- en zijgevel zijn beneden de luiken vastgespijkerd, boven, waar geen luiken waren, zijn de vensters met planken dichtgespijkerd. "Voor vele jaren was er een boekhandel in. [...] De schel is van de deurpost verwijderd en aan de huisdeur prijkt geene knop meer". De bewoonster "is eene oude, eigenzinnige vrouw, die zichzelve daar tot eenzame opsluiting heeft gedoemd, slechts hoogst zelden iemand bij zich ontvangt, en aan wie slager, bakker en andere voedsel brengende geesten, door een eigenaardig kloppen op de deur van hunne aanwezigheid kennis moeten geven.")

 1966

- "Gedenksteen A.M. van Schurman", in: Maandblad Oud-Utrecht, 1966, blz. 80 ("Aan het perceel Achter den Dom 8 bevindt zich een gedenksteen voor Anna Maria van Schurman (1607-1678), de zeer geleerde vrouw, het wonder van haar eeuw (volgens Cats), het Utrechtse paradepaardje (Universiteitsmuseum).
De steen vertoont niets anders dan de woorden "Hier woonde Anna Maria van Schurman" en een bladmotiefje in de vier hoeken.
Het is weinig bekend, dat de steen geplaatst is door het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen op 4 november 1881. De aanleiding daartoe is geweest, dat het oude woonhuis van de familie Van Schurman afgebroken was en drie nieuwe huizen ter plaatse in aanbouw waren. In het middelste van de drie werd de steen aangebracht. De eigenaar verbond zich het hardstenen gedenkteken steeds 'zigtbaar in den gevel te doen verblijven'. Hij en zijn opvolgers in de eigendom hebben zich daar trouw aan gehouden)

 ca 1994

- Aalbers, J. e.a. (red.), Utrechtse biografieën, deel 1. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters. Amsterdam (Boom), Utrecht (Broese Kemink & SPOU), ca 1994 (blijkens laatste literatuurvermelding) [208 blz. ISBN 90.5352.165.8]. Hierin "Anna Maria van Schurman (1607-1678), geleerde, dichteres en kunstenares": blz. 164-168 (geboren in Keulen, 05-11-1607, overleden te Wiewerd (Friesland), 04-05-1678. De familie Schurman verhuisde in 1615 vanuit Keulen naar Utrecht en woonde eerst in “een huurhuis aan de noordwestzijde van het Domkerkhof, dat eigendom was van de boekverkoper Jan Jacobss. Coornhard." In 1623 vertrok het gezin naar het universiteitsstadje Franeker[…], Frederik van Schurman overleed echter nog in hetzelfde jaar [1623]. De weduwe Eva van Schurman en haar kinderen waren in 1626 weer terug in Utrecht.” In 1629 kocht Eva van Schurman "het huis ‘De Lootse’ op de hoek van het Domkerkhof en de Poelenburchsteeg" In het huis trokken ook familieleden uit Duitsland in, ten gevolge van de oorlogsomstandigheden aldaar. In 1637 stierf Anna Maria’s moeder en kreeg Anna Maria de zorg voor de huishouding en de twee tantes, Sybilla en Agnes von Harff. “Begin 1653 vertrok zij met de beide tantes en haar broer Johan Godschalk naar de geboortestad Keulen”. In augustus 1654 keerden zij terug naar Utrecht. Vanwege de godsdienstige twisten vertrok Anna Maria met broer en tantes in 1660 naar Lexmond.)

 2008

- Krijnen, Paul & Jetty Krijnen-van der Sterre, Grolmans Utrecht, de stad rond 1900. Bussum (Toth) & Utrecht (Het Utrechts Archief), 2008cop. [144 blz. ISBN 9789068684407]. Hierin "Het huis van mejuffrouw A.M.C. Woestenberg, Achter de Dom 6 (maart 1879)": blz. 58-59